Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet bodembescherming

 

Artikel 63i
1
Bij een melding als bedoeld in artikel 28, welke slechts betrekking heeft op een voornemen om een oppervlaktewater op diepte te brengen:
a
zijn de artikelen 28, vijfde lid, tweede volzin, 37, 52 en 63c, eerste lid, onder b, en tweede lid, onder b en c, niet van toepassing,
b
wordt een beschikking als bedoeld in artikel 29, eerste lid, uiterlijk genomen:
1
binnen vier weken na ontvangst van de melding, indien op de voorbereiding van de beschikking niet afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is;
2
binnen vijftien weken na ontvangst van de melding, in andere gevallen dan bedoeld onder ten eerste, en
c
kan bij deze beschikking ten aanzien van de gemelde activiteiten tevens ontheffing worden verleend van artikel 39, indien bij de melding daarom is verzocht.
2
Indien de melding een ingewikkeld geval betreft en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing, kan het bestuursorgaan, binnen vier weken na ontvangst van de melding, de termijn van vier weken die is bedoeld in het eerste lid, onder b, onder ten eerste, met ten hoogste vier weken verlengen.
3
Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, onder c, kan slechts worden verleend:
a
indien bij de melding voldoende gegevens zijn verstrekt waaruit blijkt wat de nadelige gevolgen kunnen zijn van het baggerwerk voor de verspreiding, het onderzoek of de sanering van het deel van het geval van ernstige verontreiniging dat niet wordt verplaatst, en
b
indien de waterkwaliteitsbeheerder in de gelegenheid is gesteld terzake advies uit te brengen.
4
Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, onderscheidenlijk bij provinciale verordening, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gegevens, bedoeld in het derde lid, onder a.
5
Aan een ontheffing kunnen beperkingen worden verbonden met betrekking tot het oppervlaktewater waarop deze betrekking heeft, alsmede met betrekking tot de tijd waarvoor deze geldt. Voorts worden aan een ontheffing de voorschriften verbonden die in het belang van de bescherming van de bodem nodig zijn en worden deze voorschriften in acht genomen door degene aan wie de ontheffing is verleend.
6
Artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer is niet van toepassing op een beschikking als bedoeld in het eerste lid, onder b en c.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •